Boogschieten

Frans van der Meer Mohr

De uitvinding van pijl en boog.

Archeologen weten niet precies hoe en wanneer de prehistorische mens de pijl en boog heeft uitgevonden. Men vermoedt dat het tussen de 150.000 en 50.000 geleden geweest moet zijn. Dat de boog sedert het stenen tijdperk is gebruikt, bewijzen gevonden pijlpunten van hoorn, bot en steen. Men weet zelfs hoe de boog er uit heeft gezien aan de hand van prehistorische grottekeningen die in Afrika, Spanje en Frankrijk zijn ontdekt. Het was een eenvoudige boog van hout, ongeveer anderhalf tot twee meter lang. De pees was van een dierlijke darm gemaakt en de pijl kon tot dertig centimeter worden uitgetrokken. De oudste, nog bestaande boog werd in 1944 in Denemarken gevonden en dateert uit het mesolithicum, ongeveer 8000 jaar geleden.
 
Gedurende duizenden jaren speelde de boog een beslissende rol in het menselijk leven. Zó belangrijk was de boog dat de uitvinding ervan gelijk wordt gesteld met die van het wiel en de ontdekking van het vuur. Oorspronkelijk was de boog een wapen, gebruikt in de strijd en bij de jacht. Met de opkomst van het vuurwapen verloor de boog zijn waarde. Tegenwoordig wordt het boogschieten algemeen gezien als een nuttige vrije tijdsbesteding, een combinatie van lichaamsbeweging en concentratie. In het Verre Oosten echter, met name in Japan, China en Korea, is het boogschieten een weg van voortdurende lichamelijke én geestelijke oefening. Een krijgskunst die hooggeacht wordt en als erfgoed wordt vereerd.
 
uit: Handboogschieten door Heim/Wendlandt
Boogschieten